Friesland en de wereld
Leaf. (Cultuurspecifiek bijschrift: leaf is 'blad' in het Engels en 'lief' in het Fries.)
Het is nu bijna een jaar geleden dat ik mijn laatste blogje schreef op deze plaats: iemand moet toch het minst regelmatig verschijnende blog voor zijn/haar rekening nemen. Op dat moment dacht ik: geen gezeur meer met blogjes en verhaaltjes en andere kleine dingen, elke letter die ik nu nog op papier zet, zal zijn voor het boek waarmee ik bezig ben. Maar zo nu en dan is het toch wel fijn om, tussen de drukke werkzaamheden van een gewone werkweek door, even met iets anders bezig te zijn, iets kleiners, iets lichters, of zonder meer: iets anders.
En zo is de goede kennis uit het laatste blog een vriend geworden (en nee, dat blog is niet in het Nederlands vertaald ...): voor de derde keer heb ik een Rely Jorritsma Prijs gewonnen voor een verhaal en en het is weer een fantastische opsteker. Of de vriend ook een goede vriend zal worden, dat moet nog blijken de komende tijd. Om precies te zijn: met het schrijven van dat boek dus, waar ik al een tijd mee bezig was in het Nederlands, maar dat ik uiteindelijk misschien toch wel in het Fries wilde schrijven. En ja, zover ben ik dan inmiddels wel: het wordt een Fries boek.
Een poosje geleden las ik Where I'm reading from (Waarom ik lees) van Tim Parks, over de veranderende wereld van het boek, over lezen, schrijven en vertalen, maar ook over bijvoorbeeld het leven in verschillende talen en culturen (hij is een Brit die in Italië woont). In verschillende essays in dit boek heeft hij het over de eenheidsworst die het publiceren van wereldwijde bestsellers oplevert. De dominantie van het Engels in de wereld, ook in de literaire wereld, zorgt ervoor dat iedereen liefst ook in het Engels wil publiceren. Maar het bereiken van je lezers gaat niet alleen over de taal waarin het boek is geschreven. Het gaat ook over de achterliggende wereld, de cultuur waarin het verhaal is geworteld. Als die cultuur te specifiek is, is het voor de rest van de wereld niet meer goed te volgen, of op zijn minst missen ze de helft van wat het verhaal zou kunnen zijn (al denk ik dan meteen: ook in je eigen taal kun je verkeerd begrepen worden). Parks neemt aan dat veel schrijvers vandaag de dag stiekem toch rekening houden met een wereldpubliek, en daarom op voorhand (of op verzoek van hun uitgevers) al te specifieke dingen uit hun verhalen weglaten: een vorm van zelfcensuur zeg maar.
Maar voor wie schrijf je eigenlijk? Wie wil je eigenlijk bereiken? Schrijf je voor de wereld of voor je meest 'eigen' gemeenschap? (Hierbij een nogal cultuurgebonden opmerking: Ik hoop dat ik het woord mienskip in het Fries nog kan gebruiken zonder dat iedereen direct aan Culturele Hoofdstad 2018 moet denken; en ja, dit is een roze olifant.) Parks vindt in elk geval: voor de eigen gemeenschap. Literatuur is juist wél bedoeld om specifiek te zijn, om wél mensen aan te spreken op grond van details die niet voor iedereen relevant zijn, om dingen met zo precies mogelijke woorden voor te stellen enz. Al moet er eerlijk bij gezegd worden: je hebt gemakkelijk praten, als je moedertaal toevallig het Engels is en sowieso het grootst mogelijke lezerspubliek bedient. Dat geeft hij zelf ook toe in het essay over de Duitse film die van een van zijn Engelstalige romans is gemaakt. Nu merkte hij zelf eens hoe het is om vertaald te worden. Want was dat nou wel het juiste woord in het Duits en klonk het zo niet heel anders dan hij had bedoeld? En dan werd het ook nog gebracht in een Duitse (Oostenrijkse/Zuid-Tirolse) setting, geografisch en maatschappelijk, was het dan zijn verhaal eigenlijk nog wel? Bekende vragen voor iedereen wiens werk wel eens is vertaald. Bij een vertaling gaat er toch vaak iets verloren, al valt niet gemakkelijk te omschrijven wat dat dan precies is.
In grote lijnen ben ik het wel eens met Parks. Van de andere kant is het ook een voorrecht om in meerdere talen te kunnen leven. Ik houd van het Fries, het komt het dichtstbij en in deze taal kan ik dingen zeggen op een manier die voor mijn gevoel in geen enkele andere taal mogelijk is; maar ik houd ook van het Nederlands, de taal waarin ik al zo'n twintig jaar boeken redigeer, en nu we het toch over andere talen hebben: als ik Engelse boeken lees, ben ik soms ronduit jaloers op mensen wiens moedertaal dat is. Op zo'n onnavolgbare manier zinnen en alinea's in elkaar kunnen zetten, en dan, met wat geluk en talent, van nature weten hoe dat moet: holymetoly.
Goed, schrijven in het Fries dus. Friezen (onder een heleboel anderen) hebben in elk geval de keus tussen een kleine en een wat minder kleine of zelfs een grote taal, en kunnen ervoor kiezen te schrijven voor een klein, specifiek publiek; lees Parks er maar op na: dat is niet voor iedereen weggelegd. En waarom zou het antwoord op de vraag 'Wie wil je eigenlijk bereiken?' niet kunnen zijn: in de eerste plaats de Friestaligen (de moedertaaldelers, waaronder vaak het grootste deel van de familie, de moedertaaldelers in het kwadraat), dan de Nederlandstaligen (waaronder vaak een groot deel van de vrienden, en diegenen met wie je vaak dezelfde literaire wereld deelt), en dan – waarom niet, als straks na Frankfurt ook de interesse voor de Friese literatuur booming is geworden – alle anderstaligen, onder het motto: Fryslân en de wrâld (een zeer cultuurspecifieke opmerking, google maar even op Douwe Kalma). Ja, waarom niet ...?